"IK
BEN KLAAR VOOR DE REIS,
MAAR
NIEMAND
.
DEATH.
Nor dread nor hope attend
A dying animal;
A man awaits his end
Dreading and hoping all;
Many times he died
Many times rose again.
A great man in his pride,
Confronting murderous men,
Casts Derision upon
Supersession of breath;
He knows death to the bone,
Man has created death.
Wiliam
Deze
opdracht gaat over de
dood en het sterven.
Over
het feit dat mensen
eerst niet mogen sterven en op allerlei manieren in leven gehouden
worden, en
dat op het moment dat de behandeling gestopt wordt de mensen
al dood verklaard zijn
vóórdat ze de laatste adem uitgeblazen hebben.
Dood;
een veel besproken en
nog vaker verzwegen onderwerp.
Dood;
het onontkoombare lot
van ons allemaal.
Dood;
een eng en bijna
verboden woord;
Dood;
de noodzaak van het
leven;
Dood;
een ongrijpbaar mysterie,
een ongrijpbaar feit.
Dood;
.........????????????!!!!!!!!!!!!...............
Elk
leven wordt met de dood
geconfronteerd. Eerst via de dood van anderen en uiteindelijk door zijn
eigen
dood.
Ongrijpbaar
en niet in te
denken: “de dood van jezelf”
Is
er leven na de dood?
Is
er leven zonder dood?
Krijg
ik een gouden stoel in
de hemel, of is alles dan immaterieel?
Overleef
ik de dood,
overleeft er iets van mij of valt ook de geest uiteen in de
oorspronkelijke
bouwstenen?
Niemand
weet een antwoord op
deze vragen, en niemand zal ook ooit een antwoord weten. Sommigen menen
een
antwoord gevonden te hebben, maar dat voldoet dan weer niet
voor anderen.
Zolang we zo gissend en wankelend tegenover
de dood staan klampen we ons vast aan het leven zonder de dood
als een
onderdeel daarvan te zien. Het leven is ons bekend en we kunnen er iets
mee
doen. We proberen een leven te bouwen zonder
verdriet, pijn, ongemak en
onzekerheden.
Tegen
verdriet hebben we
kalmerende middelen, ontspanningstechnieken etc., tegen pijn hebben we
pijnstillers, tegen ongemak hebben we allerlei
technische foefjes en dingen,
die geen ander doel hebben dan comfort scheppen, en tegen
onzekerheden hebben
we hoogdravende theorieën, wetenschappen en sociale voorzieningen van
de wieg
tot het graf.
Maar
datgene in het leven wat
ons de grootste onzekerheid geeft blijft ongrijpbaar, dus...........
Stoppen
we ‘de dood’ weg en
willen er niets mee te maken hebben. Er ontstaat een grote afstand
tussen hen
die ‘met de dood in de ogen lopen’ en hen die ‘nog volop in
het leven staan’.
En
zo kan het gebeuren dat er
in een dichtbevolkt land veel mensen in de grootste eenzaamheid sterven.
Bij
de dood hoort het
sterven.
Soms sterft iemand in een paar minuten,
seconden zelfs. Als iemand zeer plotseling om het leven komt, bv. door
een
ongeluk, dan slaat de dood in als een bliksemslag en laat verwarring en
verbijstering achter:”gisteren was alles nog zo gewoon, en nu
is alles
kapot??!!
Vaak ook is het sterven een sluipend proces
van maanden of jaren, waarin degen die gaat sterven langzaam maar
zeker
afscheid moet gaan nemen van alles wat hij in zijn leven gekend en
liefgehad
heeft.
Voor iedereen komt het, als een
blikseminslag of kruipend: het moment waarin onze eigen dood, die nu
nog niet
in te denken is, een feit wordt.
Maar
hoe gaan we er vóór die
tijd mee om? Hoe gaan we om met mensen die stervende zijn?
Gaan we er
eigenlijk wel mee om?
Dáár wil ik het over
hebben!
Niet over de vraag hoe we met iemand die niet lang meer te leven heeft
om
moeten gaan, want dat is een persoonlijke zaak, maar wel over
de vraag of we er
eigenlijk wel mee omgaan.
De
dood is zo uit het leven
gebannen, dat ook de mensen die hun stervensuur naderen uit het leven
gebannen
worden. Bij de confrontatie met de dood slaat de
schrik ons om het hart. Dit
verstoort onze rust en zekerheden, met het gevolg
dat deze mensen ‘weggestopt’
worden in een verpleeg-, of ziekenhuis.
Het
staat er misschien wel
hard, maar toch is het een feit.
Dan
komen we terecht in een
vicieuze cirkel:
De buitenwereld en degene
die gaat
overlijden scheiden zich van elkaar af, waarbij de gang naar het
ziekenhuis
vaak de eerste stap is. Maar
ook
binnen het
ziekenhuis draait de cirkel steeds nauwer en meer, tot er op het laatst
nog
maar één persoon overblijft: degene waar het om gaat; degene
die gaat
overlijden. Steeds verder komt hij in een isolement. Niet
alleen door
het
proces dat zich in zijn lichaam afspeelt, maar ook door de reactie van
de
buitenwereld daarop.
Vaak is te zien
dat evenredig bij de toename
van de berusting bij de stervende de vechtlust tegen de dood bij de
omstanders
toeneemt. De naderende dood wordt ontkend, het leven moet behouden
worden.
Hoe
zal het voelen als je
berust in je eigen dood, en de mensen om je heen komen je vertellen dat
je toch
die medicijnen in moet nemen omdat je daar ‘beter’ van wordt.
Hoe zal
het
voelen als je kenbaar maakt dat je afscheid wil nemen en er
wordt je
verteld
dat dat niet nodig is omdat je nog niet dood gaat?
Hoe
zal het voelen als je
zelfs dat niet meer kenbaar kan maken?
Hoe
zal het voelen?
Toch
komt er een moment dat
ook de medische wereld toe moet geven aan het lot; de zaak uit handen
moet
geven. De behandeling wordt beperkt tot pijnstillers,
kunstmatige
voeding etc.
etc.. Maar nog strakker kringelt de cirkel om de stervende
heen: een
kamertje
apart, want een stervende op zaal is een grote belasting voor de andere
mensen
op zaal. Vooral als degene die gaat overlijden zijn
spraakvermogen
verliest is
het isolement volledig. Daar komt nog bij dat ook
vaak vergeten wordt
dat die
mensen dan nog wel kunnen horen, dat het nog wel mensen zijn en dat ze
nog wél
leven. Gebeurt het niet vaak dat deze mensen behandeld worden
als doden
die
ademhalen????
Hoe
zal het voelen als er
iemand je kamer binnenkomt, je infuus controleert en dan zo snel
mogelijk weer
verdwijnt?
Hoe
zal het voelen als er
twee mensen bij je staan, pratend
over
jouw lichaam en toestand alsof ze
het
over iemand anders hebben, geen woord tegen jou zeggend?
Hoe
zal het voelen als je
haastig naar een andere ruimte gereden wordt, terwijl je de laatste
restjes
leven onder je weg voelt slibben?
Ik
weet het niet; niemand
weet het. Op het moment dat je het wél weet is het te laat om het nog
aan
anderen door te geven. Maar moeten we dan wachten op dat
moment om dan
te
kunnen zeggen, te móéten zeggen:”Als ik dit eerder geweten
had, dan had
ik het
altijd anders gedaan.” zal het isolement van iemand die gaat sterven
niet
vergroot worden door het onbegrip van de mensen om hem heen?
Ik wil nu een
stukje beschrijven van mijn
eerste confrontatie met het overlijden van iemand omdat ik denk dat het
hier
erg goed op aansluit en omdat ik hoop dat iemand anders er nog iets aan
heeft:
“Witte
jurken om het bed
heen, die allemaal druk staan
bezig te
zijn: ”Het infuus loopt niet goed.”,”Het loopt
af.”,”De pols wordt kleiner.”,”Er moet iemand
bij blijven.”
‘n Toenemende rust, steeds
meer mensen die
iets anders te doen hebben. Sommigen proberen overtuigend te laten merken
dat dit
een routinezaak voor ze is;
voor anderen ís het een routinezaak. Let wel: HET is een routinezaak, en
HET is dan het feit dat er
iemand gaat sterven.
Langzaam glipt iedereen weg
en blijven er nog
drie mensen over.
Zr.X: “Wil jij erbij
blijven?”
Ik knik van ja.
Zr.X.: “Is dit je eerste
keer?”
Weer knik ik.
Zr.X.: “Het hoeft niet hoor;
ik ben eraan
gewend en de eerste keer is altijd eng.”
Ir.
:
“Ik wil graag bij mevrouw blijven.”
Zr.X.: “Nou sterkte hoor, je
weet wat je moet
doen als het zover is hè?”
Zr.X. verdween, ook voor
haar was mevrouw al
overleden voor
ze haar laatste adem
uitgeblazen had. Trillend
bleef ik
achter; bang voor wat er gebeuren ging, en
toch zeker wetend dat ik niet weg wilde, me schamend voor
wat er net
gezegd was. Ik ging bij mevrouw staan en pakte haar hand. Ik
praatte
wat tegen
haar, en onlangs het feit dat ze niet
kon praten hadden we contact. We wisten allebei
wat er gebeuren
ging;
we voelden het naderen.
Telkens weer als mevrouw
ophield met
ademhalen schrok ik, en als ze weer begon ook.
Steeds
onregelmatiger werd
het en toen
een
zucht,
een
paar keer slikken,
stilte.
Plotseling
besefte ik me door
en door,
dat
de zucht die ik zag haar
laatste was.
Ik
leef nog,
Zij
niet meer.
We
waren er samen en ineens
was ik er alleen,
zij
was niet meer.
Trillend
stond ik daar
verbaasd,
verwonderd,
ervarend.
De
oneindige rust, heersend
in enkele seconden.
De
noodzaak van het leven
Absolute
stilte
Geen
ademhaling meer
Geen
polsslag meer
‘n
Ontzield lichaam.
Een
briesje nam haar laatste
gedachten mee,
blaadjes
ritselden.
Het
lichaam bleef achter,
bij
mij;
het
lichaam dat het hare niet
meer is.
Ik
wachtte nog even en belde
toen. Vanaf dat moment is er geen ruimte meer voor het mysterie.
Dezelfde
jachtigheid als van een uur geleden komt weer terug.
Drukte over het
feit dat
er niet gelet is op de tijd dat mevrouw overleden is, stilte
over de
manier
waarop mevrouw overleden is.”
Is
dit omgaan met de dood?
Is
dit omgaan met een
medemens in zijn laatste minuten?
Of
is het ontwijken en afstand
nemen, en maak je dan niet een hoop kapot wat nooit meer goed te praten
is?
Vragen,
vele onbeantwoorde
vragen.
Zou
er niet een stap in de
goede richting gezet worden als iedereen meer vertrouwd gemaakt werd
met de
dood door de dood niet meer zo weg te stoppen?
En
zou acceptatie van de dood
als zijnde een deel van het leven ook niet een veel grotere rust
tijdens dat
leven teweeg brengen?
Ik
geloof van wel, want hóé
ver de dood ook weggestopt wordt, eens staan ook wij ervoor, en dan
kúnnen we
er niet meer omheen,
en dan komt de angst:
omdat we iets
totaal onbekends
tegemoet gaan, waar we
nooit bij stil gestaan
hebben, en
omdat we wel weten
dat wij nu aan de beurt zijn
om weggestopt te worden.
Een
groot deel van deze angst
zou volgens mij wegvallen als we vertrouwder waren met de dood. Want
het kan
ook mooi zijn.
De
rust als het volbracht is;
het mysterie.
De
dood kunnen we immers geen
van allen ontlopen, maar zou de angst ervoor niet te overwinnen zijn?
-----------------------------------------------------------------------------------------------